Een schat aan informatie
In de apotheek worden tegenwoordig veel data verzameld. Welke mogelijkheden bieden die data? Leestijd 5-6 minutenDe komst van de computer stelde de apotheker in staat de verstrekkingen per patiënt overzichtelijk bij te houden. Daarmee kreeg de apotheker voor het eerst de mogelijkheid om het geneesmiddelgebruik van iedere patiënt uitgebreid te bewaken. Maar ook de afrekening van declaraties ging hiermee eenvoudiger en sneller. Vanaf de jaren negentig gingen apothekers de schat aan informatie in de computer van de apotheek nog breder inzetten. Bijvoorbeeld om patiëntenzorg te verbeteren, kwaliteitsbeleid op te stellen of onderzoek te doen. Hoe worden de data die in de apotheek worden verzameld binnen deze verschillende gebieden gebruikt?
Patiëntenzorg
Patiënten in Nederland bezoeken meestal slechts één apotheek. Daarom beschikt een openbaar apotheker meestal over het volledige medicatieoverzicht van een patiënt. H. Buurma, M.L. Bouvy, P.A.G.M. de Smet, A. Floor-Schreudering, H.G.M. Leufkens en A.C.G. Egberts, ‘Prevalence and determinants of pharmacy shopping behaviour’, Journal of Clinical Pharmacy and Therapeutics 33.1 (2008), p. 17-23. Sinds kort biedt het Landelijke Schakelpunt (LSP) de mogelijkheid het medicatieoverzicht voor iedere zorgverlener automatisch beschikbaar te stellen. Dit betekent dat ook verstrekkingen te zien zijn, die de patiënt in een andere apotheek heeft gekregen, zoals de poliklinische apotheek in het ziekenhuis. Dit maakt het voor de openbaar apotheker mogelijk om de medicatiebewaking voor een patiënt nog beter uit te voeren. Bovendien kan de apotheker op ieder moment een actueel medicatieoverzicht maken, bijvoorbeeld als de patiënt op reis gaat.
Een apotheker kan in het Apotheek Informatie Systeem (AIS) op zijn computer ook andere gegevens opzoeken. Zo staan bij alle geneesmiddelen die worden verstrekt ook de voorschrijvers vermeld, elk met een unieke code. Op die manier kan een openbaar apotheker bijvoorbeeld per huisarts inzien welke diabetesmiddelen deze arts heeft voorgeschreven, in welke hoeveelheden en in welke doseringen. Deze gegevens kunnen apothekers gebruiken tijdens het zogenaamde Farmacotherapeutisch Overleg (FTO). Tijdens deze bijeenkomsten bespreken apothekers en huisartsen in plaatselijke of regionale groepen het voorschrijven en verstrekken van medicijnen, meestal rondom een bepaald thema. Ook maken zij hierover afspraken met elkaar.
Zo kan tijdens een FTO de behandeling van diabetes (suikerziekte) centraal staan. De openbaar apotheker toont dan overzichten per huisarts met bijvoorbeeld het aantal met diabetesmedicatie behandelde patiënten, voorschrijfvolume, kosten en voorschrijfkeuzes. Op basis van deze gegevens worden voorschrijfkeuzes besproken en worden afspraken gemaakt over eventuele wijzigingen hierin, onder andere naar aanleiding van nieuwe inzichten of landelijke richtlijnen. In een later FTO kan het nakomen van deze afspraken op basis van de aflevergegevens uit de apotheekcomputer opnieuw tegen het licht worden gehouden. Zo ondersteunen de data uit de apotheek huisartsen en apothekers om gezamenlijk de patiëntenzorg te verbeteren. M. Teichert, A. van der Aalst, H. de Wit, M. Stroo en P.A. de Smet, ‘How useful are prescribing indicators based on the DU90% method to distinguish the quality of prescribing between pharmacotherapy audit meetings with different levels of functioning?’, European Journal of Clinical Pharmacology 63.12 (2007), p. 1171-1177.
Beleidsvorming
Data over in de apotheek afgegeven geneesmiddelen kunnen ook gebruikt worden om beleid op te stellen. Sinds begin jaren negentig verzamelt de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK) deze aflevergegevens, die door steeds meer openbaar apothekers vrijwillig ter beschikking worden gesteld. De aflevergegevens bevatten gedetailleerde informatie over het afgegeven geneesmiddel, zoals over de fabrikant, de apotheek die het middel verstrekt, de zorgverzekeraar die de verstrekking al dan niet vergoed, afleverhoeveelheid, sterkte en dagdosering. Van de voorschrijver van het geneesmiddel wordt alleen het specialisme geregistreerd, zoals internist, oogarts of huisarts. Een privacyreglement waarborgt ook de privacy van de patiënten en de deelnemende apothekers.
De gegevens die apothekers bij de SFK aanleveren worden onder meer gebruikt voor landelijke beleidsvorming vanuit de beroepsvereniging van apothekers, de KNMP. Aanvankelijk had dit vooral betrekking op de bedrijfsvoering van apotheken. Vanaf 2002 worden aflevergegevens op apotheekniveau ook gebruikt om de kwaliteit van de zorg door de apotheker zichtbaar te maken, deze kwaliteit van zorg tussen apotheken te vergelijken en waar mogelijk in een apotheek te verbeteren. Deze informatie wordt weergegeven in zogenaamde thematische webrapportages van de SFK en de KNMP, bijvoorbeeld over het opsporen van patiënten die hun medicatie voor dagelijks gebruik niet regelmatig genoeg lijken te gebruiken.
De gegevens van de SFK worden niet alleen gebruikt om de kwaliteit van de zorg door de apotheker te verbeteren. Inmiddels levert 99% van alle openbare apotheken in Nederland hun gegevens geautomatiseerd aan. ‘99% van Nederlandse openbare apotheken neemt deel aan SFK’, Pharmaceutisch Weekblad 155.1/2 (2020), p. 9. Hiermee beschikt de SFK over geneesmiddelgebruikscijfers van meer dan vijftien miljoen personen. De stichting publiceert de landelijke metingen onder andere in de jaarlijkse voor iedereen beschikbare uitgave Data en feiten en in de wekelijkse rubriek in het Pharmaceutisch Weekblad. De landelijke cijfers worden regelmatig door de media gebruikt en ze zijn belangrijk voor de overheid om inzicht te krijgen in bepaalde ontwikkelingen in het geneesmiddelengebruik en de kosten daarvan.
Aflevergegevens worden door zorgverzekeraars en Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd ook gebruikt om te meten in hoeverre bepaalde aspecten van de zorg in de apotheek voldoen aan de landelijke beroepsrichtlijnen. Deze aspecten worden indicatoren genoemd en gebruikt om de zorgkwaliteit van apotheken te beoordelen. M. Teichert, T. Schoenmakers, N. Kylstra, B. Mosk, M.L. Bouvy, F. van de Vaart, P.A. de Smet en M. Wensing, ‘Quality indicators for pharmaceutical care: a comprehensive set with national scores for Dutch community pharmacies’, International Journal of Clinical Pharmacy 38.4 (2016), p. 870-879. Een voorbeeld van een indicator is: ‘het percentage angina pectoris patiënten dat met ontstollingsmiddelen wordt behandeld’. Hoe dichter de meting bij 90% ligt, des te beter de apotheek scoort.
Onderzoek
Ook een aantal andere instituten verzamelt sinds eind jaren negentig aflevergegevens van apotheken in hun databases. Vaak worden deze apotheekgegevens gekoppeld aan andere informatiebronnen, zoals geboorte- en sterfteregisters, ziekenhuisregistraties en bronnen met informatie over diagnoses en metingen van laboratoria zoals bloedtesten en urinetesten. Met deze gegevens wordt zogenaamd farmaco-epidemiologisch onderzoek gedaan: statistisch onderzoek naar de invloed van geneesmiddelen op ziekte en gezondheid, zowel in positieve als negatieve zin. Ook de mate waarin geneesmiddelen worden gebruikt en de kosten van geneesmiddelgebruik zijn onderwerp van onderzoek.
Deze databases zijn in de regel dan ook gelieerd aan een universiteit. Zo is het Pharmo Database Network voortgekomen uit het departement Farmacie van de Rijksuniversiteit Utrecht. Sinds 1999 is het ondergebracht bij The PHARMO Institute. De InterActieDataBase (IADB) bestaat sinds 1998 en functioneert binnen het Research Institute of Pharmacy van de Rijksuniversiteit Groningen. Voor de Rotterdam study van het Erasmus MC in Rotterdam worden sinds de jaren negentig apotheek-aflevergegevens van de wijk Ommoord gebruikt. De apotheekgegevens worden gekoppeld aan medische gegevens, vragenlijsten en laboratoriumbepalingen. A. Hofman, D.E. Grobbee, P.T. de Jong en F.A. van den Ouweland, ‘Determinants of disease and disability in the elderly: the Rotterdam Elderly Study’, European Journal of Epidemiology 7.4 (1991), p. 403-422. Met de gegevens kunnen vraagstukken over geneesmiddelwerking en -bijwerking opgehelderd worden. Zie bv. B. Mujaj, D. Bos, M. Selwaness, M.J.G. Leening, M. Kavousi, J.J. Wentzel, A. van der Lugt, A. Hofman, B.H. Stricker, M.W. Vernooij en O.H. Franco, ‘Statin use is associated with carotid plaque composition: The Rotterdam Study’, International Journal of Cardiology 260 (2018), p. 213-218.
Apotheekgegevens zijn ook van waarde voor praktijkonderzoek. In dat soort onderzoek staat de praktijk van de zorgverlener, zoals de apotheker, centraal. Farmaceutisch praktijkonderzoek onderzoekt vragen als ‘welke werkzaamheden worden in de apotheek uitgevoerd en wat leveren ze op voor de gezondheid(szorg)?’ Zo werd ontdekt dat apotheken gemiddeld zo’n veertien voorschriften per dag wijzigden. Het bleek dat één op de tweehonderd recepten in positieve zin voor de patiënt werden gewijzigd: bijwerkingen werden voorkomen, de werkzaamheid van het geneesmiddel werd verbeterd en soms zelfs beide. Zie bv. H. Buurma, P.A. de Smet, O.P van den Hoff en A.C.G. Egberts, ‘Nature, frequency and determinants of prescription modification in Dutch community pharmacies’, British Journal of Clinical Pharmacology 52 (2001), p. 85-91 en H. Buurma, P.A. de Smet, H.G.M. Leufkens en A.C.G. Egberts, ‘Evaluation of the clinical value of pharmacists’ modifications of prescription errors’, British Journal of Clinical Pharmacology 58 (2004), p. 503-511.
In 2006 stelde de toenmalige voorzitter van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) ter discussie of er door de komst van de computer nog wel in elke apotheek een apotheker nodig was. Het tegendeel is waar: de computer en de toenemende digitalisering van gezondheidsinformatie heeft alleen maar het takenpakket van de apotheker uitgebreid. Automatisering heeft de zorgrelatie tussen arts, patiënt en apotheker geïntensiveerd en het belang van communicatie en afstemming in de zorgketen aan het licht gebracht. Het zorgdragen voor een veilig en doelmatig gebruik van geneesmiddelen in de gezondheidszorg is en blijft een grote uitdaging.